Na de noodlottige slag op de Witte Berg, toen een strenge en wrede executie op de adellijke stand is uitgevoerd, werd het boerenvolk in harde onderdanigheid geworpen. Het was daarom geen wonder, dat deze toestand voor de boeren ondraaglijk is geworden en op vele plaatsen kwam tegenstand en opstanden. De opstand in 1775 is de grootste actie van onderdanen in de Tsjechische landen in de periode van het late feodalisme geweest en het is een mijlpaal geworden op de weg naar sociaal-politieke wijzigingen, niet alleen op het platteland, maar in de hele samenleving.
Onder de boeren hield een sterk vertrouwen in Maria Theresia stand en hoe groter de onderdrukking werd, des te meer ontstonden de geruchten dat zij de herendienst verlichtte, maar de adel het geheim zou hebben gehouden en aan het volk niet zou willen toekennen.
De opstand begon met een staking van herendienst, waaraan een brede agitatie vooraf ging. Gelijk in de eerste fase kwamen de manifestaties op verschillende kantoren van de heren voor. De activiteit van de troepen onderdanen was echter niet tegen te houden en kon niet bij demonstraties op afzonderlijke plaatsen blijven, er kwam een tocht naar Praag met als doel de herendienst af te laten schaffen, het systeem van onderdanigheid op te laten heffen, waartegen het volk op het platteland al enkele generaties aan het vechten was. Onderweg vielen zij residenties van de heren aan, sloegen de symbolen van de heerschappij stuk – de folterwerktuigen, schandpalen, op de ambten wilden zij het opheffen van herendienst afdwingen. In Praag wilden de opstandelingen de keizerlijke verordeningen door de landelijke regering zien bevestigd.
De gebrekkige wapens, een verdeelde leiding en organisatie van de troepen hebben tot slot ertoe geleid, dat de opstand gemakkelijk door het leger is verslagen. Na de eerste aanvallen is de organisatie van de opstand in elkaar gestort en de troepen zijn snel uiteengevallen. Na het treffen bij Chlumec nad Cidlinou is dan de rest voor Praag uiteengedreven. Enkele rebellen zijn ter dood veroordeeld en opgehangen, vele anderen eindigden in gevangenissen of als dwangarbeiders.
Na het verslaan van de opstand in het voorjaar zijn op vele plaatsen in de zomer van hetzelfde jaar onlusten tegen herendienst uitgebroken. De grootste van deze nieuwe onlusten was de opstand op het landgoed van Konopiště, waarbij 7 opstandelingen doodgeschoten zijn. De zomerse onlusten gaven de aanleiding aan de aankondiging van een nieuw patent van herendienst, waarmee de regering de herendienst beperkte. Wegens de grote betekenis van de opstand in 1775 in Konopiště, onder al deze onlusten van onderdanen in de regio Podblanicko, alsook wegens de moeilijke situatie waarin de mensen buiten de steden aan het einde van de 18de eeuw leefden, verdient deze moedige strijd van de locale onderdanen een herdenking.
Aan de hand van de nu bekende gegevens kan worden gesteld, dat de opstand in Konopiště niet onverwachts of spontaan is begonnen. Gelijk in het voorjaar na de opstanden in noordoosten van Bohemen zijn de overheden in het land goed op de hoogte van het gevaar geweest. In de regio Benešov kwamen de berichten aan meestal via de koeriers, die rondzendbrieven van de regionale overheid naar het ambt in Konopiště brachten en naar het raadhuis van Benešov. Vanuit de instructies van de regionale hetman bleek duidelijk het gevaar, daarom werden de instructies strikt uitgevoerd. Na de eerste onrust rond Hradec en Bydžov ging het vooral om het tegenhouden van de opstand, die niet naar de overige regio’s mocht overslaan. De locale onderdanen werden tot rust gemaand, de instructie van de keizerin zou moeten worden voorgelezen. Daarnaast hebben de overheden bevolen om de wapens zorgvuldig te verbergen, zodat die niet in handen van opstandelingen zouden vallen, de militaire leiding gaf het bevel aan het hele leger, om de nodige hulp te verlenen, onmiddellijk na het eerste verzoek van de patrimoniale overheden, zodra ergens onder de boeren het plannen van een rebellie werd vastgesteld. In een dergelijk geval moest het leger het dorp in kwestie bezetten, de leiders aanhouden en direct voor ondervraging brengen. Over deze mogelijkheid werden overheden herhaaldelijk geïnformeerd. Tevens moest er scherp in de gaten worden gehouden of er geen vreemde personen in de regio ronddwalden die de mensen zouden opruien.
Een bepaald verband van de opstand en het geloof kan niet helemaal worden uitgesloten, ook in Konopiště niet. Deken van Sedlčany, Hanousek, heeft in zijn kroniek uitdrukkelijk attent op gemaakt, hij schreef over het verspreiden van een pamflet onder de locale opstandelingen, met een lied dat scherp tegen clerici was gericht en tegen sommige instituten van de heersende Kerk, met herinneringen aan utraquisme1 en de traditie van gevechten ten tijde van Žižka.
Dinsdag 18 juli 1775
Als het om de aantallen van opstandelingen gaat, de berichten verschillen, van 300 tot 800 personen. Gezien het totale aantal belaste inwoners kan men eerder aan de nuchtere schatting vasthouden – ook een groep van 300–400 mensen moest angst aanjagen. Naast de onderdanen van Konopiště namen ook deel sommige onderdanen van de naburige domeinen Pyšely en Bedrč, horende bij de stad Benešov.
Voor het kasteel is de menigte gestopt en een delegatie van 12 leden is gestuurd om op het kantoor met de directeur Schaller te onderhandelen. Gravin O´Kelly was niet aanwezig – dankzij het rapport van kolonel Wulffen d.d. 20 juli weten wij, dat hij op 17 juli op het kasteel in Osečany tijdens zijn visitatierondreis naar de gedetacheerde2 eenheden haar ontmoette. Van haar wist hij, dat zij in de nacht van 16 op 17 juli van iemand van de regionale overheid het bericht heeft ontvangen dat de boeren van Konopiště bijeen kwamen (samen met enkele van de regio Kouřim) – bij elkaar enkele honderden, en wilden het kasteel binnendringen en het opheffen van de herendienst eisen. Wat het einddoel van de gravin bij haar reis was, of het Osečany waren, waar een hoge officier van het leger verbleef, generaal-majoor František Lanjus, hertog van Welenburg, waar zij misschien hulp kon krijgen tegen de opstandelingen, of een andere standplaats van een actieve militaire bevelhebber, dat weten wij niet. Er is gebleken, dat Lanjus zelf in deze situatie een militaire assistentie voor zichzelf moest vragen – Wulffen stuurde 20 soldaten van Sedlčany naar hem toe. Tevens willigde de kolonel hetzelfde verzoek van de gravin O´Kelly in en regelde, dat naar Konopiště van Sedlec 26 soldaten met een officier waren gestuurd.
Bij afwezigheid van de gravin moest de onderhandelingen met de delegatie van onderdanen de directeur voeren. Zoals wij weten, de nieuwe regeling van herendienst, die op de hoogste plaatsen al een geruime tijd in voorbereiding was, was nog niet aangekondigd. Schaller kon daarom het verzoek van opstandelingen niet letterlijk inwilligen. Hij kon echter wel iets doen. Op 23 juni 1775 heeft het Praagse gouvernement3 een geheime instructie aan de regionale hetmannen gegeven, dat op die landgoederen, waar tegenstand of klachten voorkwamen tegen de herendienst, deze onmiddellijk naar 3 dagen met een span en 3 dagen lopend per week kon worden verlicht. De instructie mocht niet algemeen bekend worden, daarom werd het door het gouvernement niet openbaar gepubliceerd. De regionale overheden adviseerden daarbij, dat ingeval van klachten door onderdanen de herendienst naar 3 dagen werd verlicht, om de spanning te minderen. De directeur van Konopiště heeft echter geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
Tijdens de onderhandelingen was de positie van de directeur niet echt sterk. De verdedigende bemanning van het kasteel was uit enkele jagers en boswachters samengesteld en uit vier soldaten, als versterking snel op het laatste moment vanuit Benešov opgeroepen. Daar hij niets aan de opstandelingen wilde toegeven, ook geen gedeeltelijke tegemoetkomingen doen volgens de geheime instructie, kon hij alleen de tijd rekken om de volgende militaire versterking af te wachten, door hem vanuit Vlašim opgeroepen. Misschien wist hij ook van een militaire hulp, opgevraagd door de gravin in Osečany. Toen de gedelegeerden vergeefs de verlichting van de last vroegen, begon Schaller naar de afwezige gravin te verwijzen, vroeg dat zij zouden wachten tot die zou komen en een beslissing nemen. De delegatie vertrok onverrichte zaken.
De menigte voor het kasteel werd echter niet rustiger van. De boze opstandelingen riepen naar de directeur, vroegen hem naar buiten te komen en zijn verantwoording te leggen voor eigen onmenselijk gedrag. Er vielen sterke woorden en dreigingen. Daar de directeur niet naar de menigte toe kwam (volgens de kroniekschrijver „liet de poort van zijn huis sluiten“), wilden de opstandelingen met geweld naar binnen dringen en het verzwegen patent ophalen (zij dachten te weten, waar het lag). Het verkrijgen van het vermeende patent, waarin volgens de opstandelingen de gehele opheffing van de onderdanigheid en herendienst zou instaan, was het voornaamste doel van de hele actie geworden. De menigte raakte geïrriteerd door de onwilligheid van de directeur en wilde naar binnen dringen door de poort en ramen te ontwrichten, zelfs de ladders zouden worden gebruikt.
Maar toen kwam de verwachte versterking aan. Die was niet groot, slechts 3 soldaten, daarom waren de opstandelingen niet bang om hen de toegang naar het kasteel te versperren. Zij vielen hen aan, sloegen met stokken en probeerden de wapens te bemachtigen. De wachters op het kasteel hebben uit het raam geschoten, blindelings, alleen om de aanvallers angst in te jagen. Het leger had namelijk het bevel, zelf geen geweld als eerst toe te passen. Maar de situatie was al uit de hand gelopen, de poging mislukte, de menigte lachte de soldaten uit. Nu grepen de jagers in. Zij gingen scherp tegen de mensen schieten. De gevolgen waren onmiddellijk te zien – 5 opstandelingen waren ter plekke dood en 12 zwaar gewond. De verraste mensen zijn echter niet weggelopen, zij gingen zich slechts buiten schot terugtrekken.
De opstandelingen gingen beraadslagen. De bemanning van het gesloten kasteel was sterker dankzij de schietwapens, maar qua aantal niet zo sterk om een aanval aan te durven en de menigte uiteen te jagen. De opstandelingen besloten op een veilige afstand van het kasteel te gaan liggen en daar de volgende dag afwachten. Sommigen wilden een kleinere groep (ongeveer 80 mannen) naar het kasteel Tloskov in de buurt sturen, maar de overval van Tloskov was naar de volgende dag verlegd, rond de middag of in de avond, als het op Konopiště zou mislukken. Intussen werden mensen naar de stadjes gestuurd om voorraad te halen. In Neveklov kwam Volák van Ouštice aan, die de onderdanen daar over de geplande tocht naar Tloskov informeerde. Deze bedoeling is moeilijk te begrijpen, want onder de opstandelingen in Konopiště geen onderdanen van Tloskov waren. Er heerste dus om een echte gevechtsstemming die door het bloedvergieten nog gegroeid was.
Maar de tocht naar Tloskov was niet ondernomen. Waarschijnlijk al op woensdag 19 juli in de ochtend of tegen de middag kwam de volgende versterking aan. Het was de eenheid van het Callenburg-regiment van Sedlec – ongetwijfeld naar aanleiding van de maatregelen van kolonel Wulffen. Deze soldaten joegen de opstandelingen hard uiteen. De volgende dag, 20 juli, is naar dit gebied een andere militaire eenheid vanuit Praag gestuurd, naar men zegt 60 infanteristen en 20 cavaleristen. Daarmee zou de rust op het landgoed gewaarborgd zijn.
De opstand werd geliquideerd. De slachtoffers – het aantal was 7, want twee zwaar gewonden zijn later overleden – waren bij de muur van de begraafplaats van Chvojno begraven. Het waren: Vojtěch Chobotský van Černíkovice /51 jaar/, Jakub Hanibal van Kozmice /45 jaar/, Jakub Starosta van Přibyšice /48 jaar/, Pavel Vnouček van Pecerady /53 jaar/, Matěj Forman – Kubát van Chářovice /34 jaar/, Tomáš Přeučil van Mrač /40 jaar/ en Václav Platil van Řemenice /37 jaar/.
Opmerkingen:
1 utraquisme – een richting van de Tsjechische kerkelijke hervorming
2 gedetacheerd – zelfstandig
3 gouvernement – bestuurlijke eenheid